Vanaf 1 januari 2014 wordt het voor nieuwe gebouwen en gebouwen die ingrijpend verbouwd worden, verplicht om een bepaalde hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen te halen. De overheid heeft het energiebesluit definitief gewijzigd en geeft dan ook het goede voorbeeld: voor overheidsgebouwen is de nieuwe maatregel van kracht sinds 1 januari 2013.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen eengezinswoningen, grote woongebouwen en kantoren en scholen.

Wat verandert er nu voor eengezinswoningen?

Elke nieuwbouwwoning waarvoor vanaf 1 januari 2014 een stedenbouwkundige vergunning of melding wordt gedaan waarvoor een E-peil-eis geldt, dient te voldoen aan een E-peil van 60. E60 halen zonder speciale maatregelen is niet zo eenvoudig, maar door het installaren van hernieuwbare energie systemen daalt het E-peil.
U heeft de keuze uit zes mogelijke systemen:

  1. Thermische zonnepanelen
  2. Fotovoltaïsche zonnepanelen
  3. Biomassa
  4. Warmtepomp
  5. Stadsverwarming en –koeling
  6. Participatie in een project voor productie van hernieuwbare energie

Het gekozen systeem dient te voldoen aan een aantal voorwaarden om te garanderen dat het systeem voldoende hernieuwbare energie produceert en dit op een zo efficiënt mogelijke manier.

Een overzicht:

1.       Thermische zonnepanelen:

Thermische zonnepanelen, ook wel gekend als een zonneboiler installatie, zorgen voor de productie van sanitair warm water.

  • De collectoren/zonnepanelen hebben een oriëntatie gelegen tussen het oosten en het westen, via het zuiden.
  • De collectoren hebben een helling tussen 0° en 70° ten opzichte van de horizon.
  • De collectoren hebben een apertuuroppervlakte van minstens 0,002m² per vierkante meter beschikbare vloeroppervlakte van de woning.
  • De apertuuroppervlakte is het oppervlakte van het thermische zonnepaneel dat licht doorlaat.
  • Het zonneboiler systeem dient aangesloten te zijn op een tappunt voor warm tapwater.

2.       Fotovoltaïsche zonnepanelen:

PV-panelen (Photo voltaïc of fotovoltaïsche) zetten zonne-energie om in elektriciteit.
De zonnepanelen installatie dient te voldoen aan de volgende eisen:

  • De zonnepanelen hebben een oriëntatie gelegen tussen het oosten en het westen, via het zuiden.
  • De zonnepanelen hebben een helling tussen 0° en 70° ten opzichte van de horizon.
  • Het PV –systeem produceert minstens 7 kWh/jaar per vierkante meter bruikbare vloeroppervlakte van de wooneenheid.
  • Vanaf 2016: minstens 10 kWh/jaar.

En dit volgens de regels van het EPB-berekeningsmethodiek, EPB staat voor Energie Prestatie en Binnenklimaat.

3.       Biomassa:

Het gebruik van biomassa voor de productie van energie is een alternatief voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Biomassa is een verzamelnaam voor verschillende biologische producten die energie kunnen leveren zoals organische materialen en grondstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong: houtafval, snoeiafval, mest, biodiesel, …
Een biomassa systeem kan een pelletkachel, WKK (Warmte Kracht Koppeling), of ander systeem zijn en dient gebruikt te worden als hoofdverwarming, m.a.w. om minstens 85% van het gebouw te verwarmen.

4.       Warmtepomp:

Warmtepompen zijn duurzame energiesystemen die energie uit de bodem, het grondwater of de buitenlucht omzetten in bruikbare warmte. Een warmtepomp kan die energie van een relatief lage temperatuur oppompen tot een voldoende hoge temperatuur om de woning te verwarmen of sanitair warm water te bereiden.
Volgende voorwaarden zijn hier van toepassing:

  • Als enige of hoofdverwarmingssysteem: minstens 85% van de bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming van de wooneenheid is hiermee gedekt.
  • De warmtepomp dient een seizoensprestatiefact (SPF) te hebben die groter is dan vier.

SPF geeft de prestatie van het systeem weer gedurende een stookseizoen. Deze waarde is afhankelijk van: klimaat, bouwschil, temperatuurinstelling, dimensionering van de warmtewisselaar en afgiftesystemen, gebruikersgedrag, regeling en de warmtepomp zelf. SPF slaat dus op het totale systeem.

5.       Stadsverwarming en –koeling:

Stadsverwarming (districtheating) is een collectief verwarmingssysteem waarbij de gebouwen worden verwarmd via een ondergronds netwerk van warmwaterleidingen. Er wordt gewerkt met één grote warmtebron in plaats van vele centrale verwarmingsketels.
Bij stadsverwarming wordt de afvalwarmte van bijvoorbeeld een elektriciteitscentrales, maar ook geothermie en verbrandingsoven ingezet om een stad (of delen ervan, bv. wijken) van warmte te voorzien.
De stadsverwarming of –koeling moet volgens de nieuwe wetgeving minstens 45% uit hernieuwbare bronnen worden geproduceerd.

6.       Participatie in project voor hernieuwbare energie:

Wie geen systemen wenst te plaatsen in zijn eigen woning om hernieuwbare energie op te wekken, moet participeren in een project  voor de productie van groene energie in de provincie waar de woning zich bevindt of in een aanpalende gemeente.
Ook hier gelden enkele voorwaarden:

  • Het project produceert minstens 7 kWh/m² bruikbare vloeroppervlakte van alle participaties samen.
  • Participatie bedraagt minstens 20  €/m² bruikbare vloeroppervlakte van de woning.

 

En wat als ik niet 1 van deze 6 maatregelen toepas?

Voor bouwprojecten die niet één van de zes maatregelen, volgens de geldende voorwaarden, toepassen, wordt het maximaal E-peil 10 % strenger. Met andere woorden het bouwproject kan alsnog voldoen, indien het E-peil voldoet een die strengere eisen: extra isolatie, een effiëntere verwarmingsinstallatie, een ventilatiesysteem met warmteterugwinning, …

Wat geldt er voor scholen en kantoren?

Voor scholen en kantoren moet er minstens 10 kWh/m² bruikbare vloeroppervlakte geproduceerd worden uit hernieuwe bronnen. De voorgenoemde zes maatregelen kunnen hiervoor gecombineerd worden.
Deze wetgeving geldt echter al vanaf 1 januari 2013.

1.       Zonneboiler:

  • Helling: tussen 0° en 70°
  • Orientatie: Oost –Zuid – West
  • Minstens 10 kWh per m² bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw.

2.       PV – installatie:

  • Helling: tussen 0° en 70°
  • Orientatie: Oost –Zuid – West
  • Minstens 10 kWh per m² bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw.

3.       Biomassa:

  • Rendement, volgens K.B. van 12/10/2010, bedraagt minstens 85%.
  • Emissieniveau (CO en fijn stof) < grenswaarden uit fase III van K.B. van 12/10/2010.
  • Minstens 10 kWh per m² bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw.

4.       Warmtepomp:

  • Seizoensfactor (SPF) groter dan vier.
  • Minstens 10 kWh per m² bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw.

5.       Stadsverwarming en –koeling:

  • Minstens 45% uit hernieuwbare energiebronnen.
  • Minstens 10 kWh per m² bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw.

6.       Participatie in project voor productie van hernieuwbare energie:

  • Project produceert minstens 7 kWh per m² bruikbare vloeroppervlakte van alle participaties samen.
  • Minstens 10 kWh per m² bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw.

Indien niet voldaan wordt aan één van bovenstaande maatregelen, dan wordt ook hier het maximaal E-peil 10% strenger. Het bouwproject kan alsnog voldoen aan deze E-peileis door bijvoorbeeld bijkomende isolatie te voorzien, een efficiëntere verwarmings- of koelingsinstallatie te gebruiken, luchtdichter te bouwen, …

 

En wat voor woongebouwen met meer dan één wooneenheid?

Grote woongebouwen / meergezinswoningen hebben de keuzen tussen de eis die aan eengezinswoningen wordt opgelegd en de eis die voor kantoren en scholen geldt.
Voor bouwprojecten die niet voldoen aan één van de zes maatregelen voor eengezinswoningen en die geen 10 kWh/jaar per m² bruikbare vloeroppervlakte uit hernieuwbare bronnen halen, wordt het maximale E-peil ook 10% strenger.

 

Wat als er aan geen enkele maatregel voldoen wordt?

Enkel als er geen hernieuwbare energiesystemen zijn toegepast, volgens de gestelde voorwaarden, én als het project ook niet voldoet aan de 10% strengere E-peileis, wordt een administratieve geldboete gesteld.

Voor meer informatie kan u terecht op: www.energiesparen.be